Veertig of vijftig?

rustpost vierdaagse

Vier dagen lopen, één groot feest, 200 kilometer en een enkelblessure. Dat was zo ongeveer de samenvatting van mijn vierde Nijmeegse Vierdaagse. Dit jaar liep ik de 50 kilometer, in plaats van de voor mij verplichte 40 kilometer. Was dat de moeite waard? Jazeker! Voor herhaling vatbaar? Dat gaan we zien.

Vorig jaar ging de Vierdaagse goed. Misschien iets te goed zelfs; na 160 kilometers huppelde ik over de finish en ik kon me maar met moeite losrukken van de festiviteiten. Onderweg was ik mezelf niet tegengekomen, de enige inzinking was recht voor een woonhuis met limonade en tuinstoelen en de hitte deed me weinig.

Zou ik de 50 kilometer kunnen lopen?

René, trainer bij mijn Zoetermeerse cluppie, gaf me zijn wijze woorden mee: “De 50 is niet per se 10 kilometer meer feest, maar het is wel goed voor je karakter.”

Goede opmerking, tijd zat om te bedenken of ik dit zou kunnen.

Mijn wandelingen in de herfst werden gehinderd door een shin splint, maar die verdween met dank aan mijn fysiotherapeut. Aan het einde van de winter durfde ik de afstanden weer op te voeren. Ik liep mooie stukken door Nederland en ver daarbuiten. Mijn schenen voelde goed, en de rest van het lijf ook. In mei veranderde ik mijn Vierdaagse-inschrijving van 40 naar 50 kilometer.

Een van de tips die ik beginnende Vierdaagselopers meegeef is om één, het liefst twee keer door je afstand te lopen. Voor veertigers is dat niet zo moeilijk; loop twee wandelmarathons, en je bent er. Probeer dat maar eens met de 50; georganiseerde tochten van meer dan 40 kilometer bestaan bijna niet. De tochten die er zijn, beginnen vaak erg vroeg op een per ov nauwelijks bereikbaar punt. De langste tocht die ik deze trainingstijd liep was 48 kilometer. Ik stelde mezelf gerust met de gedachte dat ik in de pre-Vierdaagsetijd vier wandeltochten van meer dan 40 kilometer had gelopen, en dat er over heel 2019 al 800 trainingskilometers in het opschrijfboekje stonden.

4 x 3.00 uur

Tijdens de Vierdaagse starten de 50 kilometerlopers om 4 uur s’ochtends, waar de wandelaars van de 40 afhankelijk van  hun startgroep een of twee uurtjes mogen blijven liggen. Om 3 uur opstaan is zo surrealistisch vroeg dat ik me er vooraf niets bij voor kon stellen. In de nacht voor de Vierdaagse sloegen bij mij traditioneel de Vierdaagsezenuwen toe, dus veel slaap heb ik niet gehad. De dagen daarna sliep ik elke avond om half negen.

De 40 heeft een aantal deelnemers die graag vroeg starten om door te lopen, de 50 is er bekend om. Ver voor vieren staan de snelle mannen klaar om de hele 50 kilometer elke dag met 7 kilometer per uur af te raffelen. Ik heb de reputatie dat ik doorloop, maar deze mensen houd ik niet bij. Een kilometertje of 6 per uur is prima. Daarnaast neem ik om de 10 kilometer vrij lange pauzes. Al met al kost de 50 ruim tien uur per dag, terwijl ik de 40 een jaar eerder in minder dan 8 uur per dag liep. Voor leuke dingen, zoals een terrasje op de Wedren en s’avonds Vierdaagsejournaals kijken blijft minder tijd over. Maar, het betekent ook ruim 2 uur minder hersteltijd. En ja, dat ga je na een paar dagen voelen.

De 50 wordt 50 door drie dagen lang simpelweg een extra lusje aan de 40 te plakken en pas op de vierde dag echt aan de route te sleutelen. Het lusje op dag 1 is een saai stukje buitenwijk bij Arnhem (en een goed gesprek over Netflix-series om erdoorheen te komen). Dag 2 doet de dijk bij Niftrik aan en eigenlijk vond ik het mooi. Dag 3 doet een prachtig stuk langs het pittoreske Gennep waardoor ik in de eerste instantie een wandelvakantie in Noord-Limburg aan het plannen was. Het laatste stuk is echter zo saai dat ik die gedachte weer afschafte. Het is wel on-Hollands leuk om tegen de heuvels van Groesbeek aan te kijken. Dag 4 levert een saai landweggetje naar Grave, maar Grave doet zijn best om leuk te zijn voor de wandelaars. Na Beers lopen de 50-ers een tweede stuk alleen, dat werd opgevuld met een goed gesprek over single malt whisky. Opnieuw; geen stuk dat echt de wandelgidsjes in moet.

Waar de 30 en de 40 regelmatig samen lopen, tussen publiek lopen of groot genoeg zijn voor een eigen feestje, moeten de 50-ers zichzelf vaker vermaken. Dat doen ze niet, en toch wel. 50-ers zijn de fitte jonge mannen die geen keuze hebben in afstand, maar vooral de bikkels, de mensen die houden van lange afstanden, die er goed voor trainen. Het carnavaleske van de kortere afstanden zit er minder in. Natuurlijk loopt er weleens iemand met een tutu of een blue tooth-speaker, maar de carnavalspakken en rare dansjes blijven nagenoeg uit. Er moet worden gelopen. Toch is het gezelliger dan ik het opschrijf. Waar de 20.000 40-ers een grote kluit worden waarin je elkaar onmogelijk terugvindt, is de 50 een groep van nog geen 9000 mensen. Dat lijkt veel, maar door het tempoverschil loop je redelijk vaak met dezelfde mensen mee en kom je elkaar steeds weer tegen. De vierde dag wordt opgeleukt door een wirwar van bekende gezichten en ‘Hey, hoe gaat het?’ Geloof me, het is nodig.

Als pijn fijn is, is dit genieten

Want ja, de 50 is echt zwaarder. Dag 1 is niet 10 kilometer meer, maar 14 kilometer meer. Waar de 40 haar langste dag op het laatst heeft, heeft de 50 die al aan het begin. Daarna ga je elke dag een beetje meer stuk, tot de finish. 200 Kilometer over verhard terrein is los van blaren en blessures een aanslag op je lichaam; je voeten, benen en vingers houden vocht vast, je voetzolen worden steeds pijnlijker en je spieren stijven elke dag een beetje meer op. De derde dag, tussen Gennep en Milsbeek was een klassiek moment voor alle lopers om stuk te gaan; geen publiek, geen afleiding, alleen maar een saaie landweg. Ik voerde een gesprek met mezelf over waarom ik zo nodig 50 moest lopen en kwam er op uit dat dit was wat ik vorig jaar had gemist; het Vierdaagse-pakket is niet compleet zonder bloed, zweet, tranen en afzien.

Mijn blessure kreeg me al op dag 2 te pakken. Net na Nijmegen deed mijn rechterenkel pijn op een plek waar ik hem nog nooit eerder had gevoeld. Rusten bij Balgoy hielp, maar zodra ik overeind kwam was hij er weer. Een buitensportwijsheid wil dat blessures die in rust niet gevoeld worden ongevaarlijk zijn, maar dit begon toch gevaarlijk veel pijn te doen. De EHBO-post in Niftrik zorgde voor pijnbestrijdende tape, een bevriende fysiotherapeut gaf tips voor stabiliserende tape. Het werkte, dag 3 was niet pijnvrij, maar acceptabel. Over dag 4 is weinig meer te zeggen dan dat ik steeds beter begon op te letten dat ik op vlakke stukken weg bleef lopen en dat de paracetamol zijn werk deed. Op de tweede helft van de Via Gladiola is het overigens onmogelijk om recht te lopen, deels door drukte, deels omdat de Sint Annastraat lijdt onder spoorvorming. Het was de eerste Vierdaagsefinish waar ik tranen uit mijn ogen veegde.

Achterafpraat

Waar ik op dag 2 nog vond dat de 50 the real thing was en ik nooit meer 40 zou lopen, wist ik het op dag 4 niet zo zeker. En nu? Nu hoef ik voorlopig nog geen beslissing te nemen. Mijn ingezwachtelde enkel lijkt voorspoedig te genezen en de inschrijving voor de Vierdaagse van 2020 is nog heel ver weg (maar de data staan al in de agenda). In mei beslis ik wel welke afstand het wordt, voorlopig mag ik nagenieten van vier dagen feest en een grote bos gladiolen op tafel.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.