Dwars door het hoge noorden van het Schotse vasteland naar Inverness was het plan, en we hebben een klein beetje gesmokkeld, maar met reden. De laatste Schotse fietstocht was in elk geval buitengewoon mooi. En de wekker vanmorgen? Kwart over vijf. Geen vakantietijdstip.
Gisteravond was ons afscheid van de Outer Hebrides: een wandeling door de haven, een pub die bij gebrek aan kok deze avond niet kookte, een aanbeveling voor het hotel aan de andere kant van het centrum en dus nog een wandeling van vijf minuten. Ik nam nog wat foto’s van de haven in de stralende zon en het eten was heerlijk, het bier ook. Een per persoon vonden we wel genoeg, gezien de vroege wekker en de rest van de plannen.
Gek genoeg zijn we allebei net iets voor de wekker wakker, in de zin dat we onze ogen open hebben en niet meer lekker omdraaien om verder te slapen. In plaats daarvan trekken we onze fietskleren aan en schrokken wat toast en cornflakes naar binnen. Naar de ferryterminal fietsen is een paar minuten werk, inchecken niet meer dan de tickets op de telefoon laten scannen.
De Loch Seafort is een van de grotere CalMac-schepen en beschikt over een restaurant en een lounge. We zoeken een paar zachte stoeltjes uit voor een aller-, allerlaatste blik op Lewis. Taphadh leat nan h-Eilean Siar! Dank je wel, Outer Hebrides! Tot ziens zeggen is leuker dan vaarwel.
Om ons heen valt de ene helft van het passagiersbestand in slaap, de andere helft gaat in een lange rijd staan voor het restaurant. Wij suffen wat in onze stoelen en gaan een half uurtje later in een korte rij staan om ons full cooked Scottish breakfast op te laten scheppen. De Minch laat zich van haar beste kant zien en de reis verloopt voorspoedig.
Tegen tienen staan we in Ullapool. We moeten nu de A-weg volgen tot Inverness, en daar gaan wat wisselende verhalen over onder fietsers, varierend van ‘valt wel mee’ en ‘mooi uitzicht’ tot ‘gruwelweg met veel te veel auto’s’. Het alternatief is de fietsen demonteren en inpakken om ze mee te mogen nemen in het ruim van de bus, ook niet per se onze favoriet. Er is wel een punt om af te snijden; de eerste 51 kilometer tot Garve zijn verplichte kost, de volgende 34 kilometer optioneel. Garve heeft een treinstation, al lijkt niemand te weten waarom, en er stopt weleens een trein naar Inverness.
We rijden Ullapool uit tussen de auto’s en campers, en na een paar afslagen met toeristendingen wordt het wat rustiger. Na twaalf kilometer is het klimmen geblazen, en steil ook. Troostrijke gedachte is dat dit monster de enige klim is, hierna dalen we geleidelijk af. We rijden tussen de bergen in een, buiten de weg om, vrijwel mensvrij landschap, en het is spectaculair mooi.
Wat de rest van het verkeer betreft; het overgrote merendeel houdt keurig rekening met ons. Ze wachten netjes tot ze in kunnen halen en passeren op ruime afstand. Het lastige is dat de mensen die dat niet doen ons de stuipen op het lijf jagen als ze rakelings langs ons suizen. Hoe duurder de auto of camper, hoe slechter het weggedrag, en bij de verhuurder van de grootste campers twijfel ik inmiddels of ze überhaupt wel op rijbewijsbezit controleren. De zware Isuzu’s en Range Rovers waar lokale agrariërs in rijden zijn boven elke verdenking verheven. Geen keuriger volk op de weg te vinden.
Als we op een parkeerplaats pauze houden besluit ik dat het waanzinnig mooi is, maar dat ik hierna alleen nog SusTrans-routes rij. Maurits knikt. “Ik heb net de laatste twee fietsplaatsen in de trein van half twee uit Garve gereserveerd. Die maar doen?” “Goed plan. Maar dan mag je vanavond niet de grootste hamburger van Inverness.” “Welles!”
De laatste vijftien kilometer tot Garve rijden we vals plat naar beneden, met de wind in de rug, wat de sensatie van rijden op een e-bike met volle ondersteuning geeft, behalve dat we geen ondersteuning hebben. Het landschap is uitgestorven, op de weg is het ook rustig, maar we weten dat het bij Inverness weer drukker gaat worden. Het is geen grote plaats, wel een regionaal centrum. Garve telt een paar straten, een b&b en een basisschool, de pub is al overleden en van een winkel ontbreekt elk spoor. We eten bananen en Tunnock’s uit de fietstas. Ondanks de warmte zijn er geen midges. “Stel je voor dat we een lekke band hadden moeten plakken in een wolk midges, dat was pas erg geweest”, zeg ik.
In het boemeltje van ScotRail suf ik weg tot Maurits me wakker maakt. Het hostel is vijf minuten verderop, we zijn te vroeg, maar mogen de fietsen vast opbergen en wachten in de lounge.
Het plan voor vanavond is duidelijk; hamburgers, en dat gaat hier wel lukken. Morgen hebben we een dagje treinen voor de boeg, tot Berwick. Niet vergeten vooraf een Guardian te halen op het station.
Jammer dat het leesplezier hier moet stoppen 😄