‘I hope that you will always remember that Jesus loves you.’ De mevrouw, type vrolijke groene winterjas en alternatief kapsel, stapte op mij af alsof ze de weg wilde vragen. Haar hand rustte nog op de achterklep van haar auto. Het is zinloos om de weg aan mij te vragen in een stad waar ik de weg niet goed weet en ik heb überhaupt een slecht richtingsgevoel, maar G. liep naast me en hij weet overal de weg. Ik dacht dat hij me wel zou redden. Bovendien wilde ik beleefd zijn. Ik had Jezus niet zien aankomen, en ik had ook dus ook geen antwoord op hem. Ik mompelde iets dat als bevestigends zou kunnen worden geïnterpreteerd, en iets over een nice day, en we vervolgden onze weg langs de kade. Het was er grijs, nat en winderig.
Alles ging zoals het hoorde. We liepen een andere route dan we gepland hadden, maar het werd toch leuk, er was een bui die het KNMI niet voorspeld had, maar die weer ophoepelde en we aten in een uitermate kinderachtig uitgedost pannenkoekenrestaurant dat voortreffelijke pannenkoeken en dito service leverde. Als je niet te veel van het leven verwacht valt heel veel mee.
Onderweg bleef de dame met de groene jas op de achtergrond in onze gesprekken rondspoken. Als ze achter een karretje goedkoop gedrukte Nieuwe Testamenten had gestaan, hadden we het gesnapt. Als ze een accent uit de kop van Overijssel had gehad, had ik haar ook nog wel kunnen plaatsen. Nee, als ze een lange rok en zwarte kousen had gedragen had ik het niet gesnapt. In die kringen lijkt Jezus niet zo van de liefde te zijn. ‘We lopen nu ook wel over de Biblebelt’, zei G. Een in rokken gehuld gezin fietste langs, lange haren wapperden in de wind, ontsnapt aan vlechten. We besloten door te lopen naar Kinderdijk. Het pontje lag leeg op ons te wachten aan een winderige kade. Naast de kade stond een lelijk bakstenen gebouw met een kerk er in en een spandoek met: ‘Ga jij de oversteek maken?’. Er waren die ochtend al zoveel taalgrapjes gemaakt dat ik het spandoek negeerde, maar we maakten de oversteek. Met het pontje, dat wel. G. rekende twee maal tachtig cent af voor de kaartjes.
Via Kinderdijk liepen we naar Dordrecht. Het was harder gaan waaien, en de lucht was zo vochtig dat we, zonder regendruppels, toch nat werden. Mijn koekjes waren op. In Dordrecht misten we de trein. We wachten op een oncomfortabel houten bankje op de volgende trein die bijzonder vol bleek te zijn. Er was niemand die we de schuld hiervan konden geven.