Het was avond in het bos. In de late zonnestralen sprong een eekhoorntje over de takken van de grote denneboom. “Pieternel! Het is bedtijd!” riep haar mama. Pieternel maakte nog een laatste salto tussen de takken. “Ik kom er aan!” riep ze. Met een grote
sprong belande ze voor het holletje in de boom waar ze woonde. Daar stond haar mama al klaar met een paars nachtponnetje.
Ook voor Sassa was het bedtijd. In het huis van de woetwoesjen werd het langzaam donker. Sassa’s mama kamde de knopen uit Sassa’s vacht. “Au” zei Sassa, toen haar moeder een vervelende klit uitkamde. Voor de zekerheid zei ze nog eens “au”.
“Wat is er?” Vroeg Sassa’s papa. Hij was de afwas aan het doen, maar kwam de kamer in rennen toen hij Sassa hoorde. Daarbij liet hij het kopje dat hij wilde afwassen uit zijn handen vallen.
“Je trok aan mijn haar!” riep Sassa.
“Nietes.” zei haar mama.
“Welles.” riep Sassa.
“Nee, ik trok aan een knoop in je haar. Dat is wat anders.” zei haar mama.
Toen Sassa in bed lag, lazen haar papa en haar mama haar een verhaaltje voor en ze zongen een slaapliedje. Daarna zeiden ze ‘welterusten!’en ‘ slaap lekker lieve Sassa!’ en gingen naar de woonkamer. Sassa trok de dekens stijf om zich heen en sliep binnen
een paar tellen.
Een paar uur later werd ze wakker van gestommel in de kamer. Sassa wreef de slaap uit haar ogen en keek om zich heen. Wie kon dat geluid maken? Door een kier in het gordijn viel een streepje maanlicht. En in dat streepje maanlicht zag Sassa een groot,
harig wezen. Ze schrok zo dat ze in een keer rechtop in bed zat. Het wezen schrok blijkbaar ook van Sassa, want hij dook pijlsnel weg
onder Sassa’s bed.
“Mama!” riep Sassa zo hard als ze kon. En “Papa!” Twee tellen later stonden haar ouders in haar kamer. Sassa’s
mama knipte het licht aan. “Er zit een monster onder mijn bed!” snikte Sassa.
“Och meisje toch.” Sassa’s vader sloeg zijn lange armen om haar heen. Sassa’s mama keek onder het bed. “Boeh, stom monster!” riep ze. “Ga weg en laat Sassa lekker slapen.” Ze klonk echt een beetje boos.
“Gaat het monster nou weg?” vroeg Sassa.
“Het monster is al weg.” zei Sassa’s mama.
Daarna stopten Sassa’s papa en mama haar nog eens goed in en zongen een extra slaperig slaapliedje. Sassa viel in slaap voordat het liedje uit was. De volgende ochtend ging Sassa op zoek naar Drip de boself. Ze liep naar de grote beukenboom waar Drip woonde en gaf er een schop tegen. “Drip, ben je thuis?” riep ze. Er kwam geen antwoord uit de boom. Toen Sassa een aanloop wilde nemen om zo hard
mogelijk tegen de boom te schoppen hoorde ze ‘hoi Sassa’ achter zich. “Wat leuk om je te zien. Ik ben net terug van een ochtendwandelingetje.” Sassa verloor haar evenwicht en viel pardoes in een hoop bladeren. Drip hielp haar overeind.
“je moet me helpen, Drip” zei Sassa. “Er zit een monster onder mijn bed. Gisteravond heb ik hem gezien. Mijn mama heeft hem weggejaagd, maar ik denk dat hij vanavond terugkomt.”
“Een monster?” vroeg Drip. “Hoe zag hij er uit?”
“Ik kon het niet goed zin in het donker, maar volgens mij is hij heel groot en harig. En eng.”
“Brrr…” griezelde Drip. “Durf je nog wel te slapen?”
“Ik durf alles.” zei Sassa, maar ze klonk niet zo zeker van zichzelf. “Ik denk dat ik het
toch fijner vind als het monster weggaat.”
“Dan gaan we hem vangen.” Drip pakte de grootste tak die hij zag liggen en tilde die hoog boven zijn hoofd. “We vangen het monster en vertellen hem dat hij nooit meer op jouw kamer mag komen.”
Die middag werd er ijverige geknutseld in het kamertje van Sassa. Sassa en Drip liepen af en aan met takken, stukken touw, hamers en scharen. Toen ze klaar waren, was Sassa’s kamer zo vol dat je plat met je rug langs de muur moest om bij het bed te
komen. “Kom eens kijken!” riep Drip enthousiast. Sassa’s papa en mama kwamen aangelopen en keken stomverbaasd naar het bouwwerk in de kamer. “Als het monster onder het bed uit komt, dan wordt hij eerst in de richting van de val gelokt met een stukje kaas, want dat vindt hij lekker, en als hij de kaas pakt, dan komt hij tegen dat stokje daar aan, en daardoor valt er een grote kooi op het monster en dan
kan hij nooit meer weg!” Drip stond te springen van enthousiasme.
“Eh…” Sassa’s mama keek een beetje bedenkelijk. “Weet je zeker dat je wilt slapen met dat gevaarte in je kamertje?”
“Waarom niet?” vroeg Sassa’s papa. “Ik wil dat monster ook wel eens zien.” Sassa glimlachte dapper.
Die avond kon Sassa niet slapen. Het was allemaal zo spannend! Stel je voor dat ze echt een monster zouden vangen. Ze had het liefste gewild dat Drip was blijven logeren, maar hij moest bij zijn tante Sophie eten. Sassa woelde en draaide in haar bed. Ze telde tot driehonderzesenveertig en toen… KLAP! Had ze toch geslapen? In de kamer klonk een donderend geraas en Sassa zat rechtop in haar bed. De deur van haar kamertje vloog open en Sassa’s papa knipte het licht aan. “Wat is e….” De laatste woorden bleven in de lucht hangen.
Midden in Sassa’s kamertje zat een echt, heus monster. En de hele monsterval was bovenop hem ingestort.
Het monster wreef over zijn hoofd, waar een grote bult begon te groeien. Hij had lange
armen, en een geelblauw gevlekte vacht. En het allergekste was dat het monster
zachtjes huilde. “Snif… Snif… Julie vinden mij niet lief, he?”
Sassa en haar papa keken het monster verbaasd aan. “W… Wat is er?” stamelde Sassa.
“Wie ben je?”
“Jij bent Sassa, he?” vroeg het monster. “Ik ben het monster dat onder jouw bed woont.
“Woont er echt een monster onder Sassa’s bed?”vroeg Sassa’s papa. “Ik woon onder Sassa’s bed. Al zolang als Sassa er in slaapt. Alle kinderen hebben een monster onder hun bed. Wij bedenken mooie dromen voor hen en jagen kriebelige muizen en spinnen
uit de kamer.”
“Ik heb je nog nooit eerder gezien.” zei Sassa “Hoe kun je nou al zo lang onder mijn bed zitten?”
“Monsters zijn heel stil, en als we onder het bed zitten maken we ons heel klein. Daarom heb je mij nog nooit gezien. En als je later groot bent, dan vergeet je me weer. Daarom geloven grote woetwoesjen nooit dat er een monster onder het bed van kun
kinderen zit.”
“Maar nou heb ik je wel gezien,” zei Sassa’s papa.
Het monster begon weer te snikken. “Snif… Maar het was ook helemaal niet de bedoeling om Sassa gisteravond wakker te maken… Ik schaam me er zo voor. En nu heb ik ook nog allemaal stokken op mijn hoofd gekregen.”
Sassa stapte uit bed en liep heel voorzichtig naar het monster. “Volgens mij ben jij helemaal geen eng monster. Mag… Mag ik je aaien?” Het monster knikte en Sassa stak haar handje uit. Het monster had een zachte, warme vacht. Sassa’s papa haalde builenzalf voor de bult op de kop van het monster. Daarna maakte hij warme melk klaar. Terwijl ze hun melk opdronken zei Sassa dat ze nooit meer bang
zou zijn in het donker. “Er is altijd een lief monster dat op mij past.” Toen Sassa de volgende ochtend wakker werd, was het een grote puinhoop in haar kamertje. Overal lagen stokken en touwen van de monsterval. Sassa deed er de hele dag over om alles op te ruimen. Die avond, en alle avonden daarna, keek Sassa voor het slapengaan onder haar bed, om te zien of er een blauw geel gevlekt monster zat. Maar
Sassa heeft het monster nooit meer gezien, en op een dag was ze zo groot dat ze het monster was vergeten.