Na twee dagen heuvels voelend we onze kuiten. Wat een fietstocht was het weer! Van een monsterachtige klim tot pizza in de rimboe, van versgestoken turf tot slapen met uitzicht op een neolithisch monument.
Het bed in de luxe b&b sliep lekker, al gaan er beschuldigingen rond over afgepakte dekens. Ik weet van niks. Het ontbijt is in elk geval ook luxe: full cooked uiteraard, inclusief vers fruit en Maurits’ geliefde black pudding.
Goedgevuld stappen we op de fiets. We stoppen bij de benzinepomp annex winkel iets verderop, dit is onze enige supermarkt vandaag, en we slaan avondeten, ontbijt en lunch voor morgen in. Morgen is het zondig, we gaan er niet van uit dat er ook maar iets open is. De winkel heeft het formaat van een postzegel, dus het is een beetje improviseren met de boodschappen, maar dat vind ik wel grappig. Ik koop tegen mijn gewoonte in geen zaterdagse Guardian. Ten eerste is die niet te krijgen in deze tamelijk conservatieve uithoek, ten tweede heb ik geen idee hoe ik een forse zaterdagkrant in de toch al volle fietstassen moet proppen.
Dan begint het echte werk. Natuurlijk waren we gewaarschuwd voor de klim na Tarbert, maar deze is een pittige. We hebben er pas vijf kilometer op zitten, en de kuiten branden nu al. We staan onszelf twee keer uithijgpauze toe, maar dan zijn we ook boven op de bergrug. We rijden op de doorgaande weg, er is geen andere. Die bestaan uit twee stroken, fenomenaal slingerend met haarspeldbochten tussen de toppen door. De meeste automobilisten houden goed rekening met fietsers en wachten even tot ze ons op afstand kunnen pauzeren, maar een enkeling rijdt als een doorgesnoven Jeremy Clarkson. Als een Porsche voor me in de remmen moet omdat een schaap besluit dat schaapachtig kijken ook midden op de weg kan, kan ik mijn lachen niet onderdrukken.
We rijden door berggebied, en waar er tot nu toe altijd dorpen of huizen waren, is het nu leeg. Echt leeg. De weg, de hei, de bergen en wij. Als we een piepklein bruggetje passeren staat er een bordje: Faite gu Eilean Leodhas. Welkom op Lewis (dat wel degelijk aan Harris vastzit), het elfde, grootste en laatste eiland van de tocht!
De dalen af naar Balallan en Kinloch waar een café zou moeten zitten. Dat zit in het dorpshuis, samen met een museum. We rekenen op thee en misschien wat lekker, maar er staat verse pompoensoep met hartige scones op het menu. Dat lusten we wel! Het museum geeft een aardig overzicht van de regio, samen te vatten in emigratie en leegloop, twee wereldoorlogen en nog meer emigratie. Op de laatste schoolfoto uit 2002 tel ik 19 kinderen, minder dan de kleuterklassen uit de jaren dertig. De enige voorzieningen die naast dit door vrijwilligers gerunde dorpshuis nog bestaan zijn kerken. Twee stuks. Welkom op Lewis.
Bij Leurbost mogen we opnieuw een flink stuk klimmen, daarna volgt de afslag naar Callanish. Het is weliswaar geen hoofdweg, maar de hoeveelheid toeristisch attracties hier zorgt voor wat ander verkeer. We kijken uit over een wijdse veenvallei, paars en bruin, met de bergen van Harris in de verte, grijs en blauw in de nevel. Omdat het nog steeds nauwelijks waait zorgt elke fotostop voor gekriebel en gemep naar midges.
Ook hier wonen amper mensen. Wel duikt Crust op, een pizzeria in een container op een parkeerplaats. De geur van pizza is onweerstaanbaar. We hebben al geluncht, maar we mogen best knoflookbrood (Gaelic bread op de kaart, taalgrap van de dag). Even later zitten we versgebakken knoflookbrood te eten en limonade te drinken met uitzicht op bergen en een meertje. De wind is opgestoken, de zon breekt af en toe tussen de wolken door. Ik heb slechtere momenten gekend in mijn leven.
Callanish is bekend van de Callanish stones, een steencirkel die hier een kleine vijfduizend jaar geleden werd neergezet. Waarom weet niemand. Het gevaarte kan zich meten met Stonehenge, behalve dat hier geen vooraf gekochte tickets en wachtrijen zijn, alleen een bordje met het verzoek om het hekje weer dicht te doen en de hond aan te lijnen. Er zijn hier zowaar andere toeristen, en er is een bezoekerscentrum, maar dat is in verbouwing.
We rijden eerst naar ons campinghutje toe, vlak achter de stenen. Het is een minihuisje op acht vierkante meter, de douche is niet geschikt voor mensen met claustrofobie, wel lekker warm en voorzien van zachte handdoeken.
Frisgedouchet lopen we naar de stenen waar nog wat mensen rondzwerven, deels ingepakt alsof ze zo meteen een poolwinter gaan overleven. Maurits loopt nog in korte broek. De steencirkel is prachtig, net als het uitzicht. Terug in de hut bekijken we de route voor morgen. Zondag op Lewis, we gaan het meemaken.