Hebridian Way; Castlebay – Lochboisdale

De live muziek gisteravond bleek het Potato Festval van Castlebay – geen aardappels, wel alcohol, heel veel alcohol en beregezellig. Gelukkig konden we vanmorgen een beetje uitslapen. Vandaag hebben we de eerste drie eilanden weggetrapt. Zelfs met dichte mist was het hartverscheurend mooi.

Gisteravond trotseerden we de regen voor de hotelbar, een betonnen hok naast het hotel ter grootte van een schoenendoos. We konden afgaan op de stemmen en het licht. Castlebay heeft zo’n 300 inwoners en een flink deel van de volwassenen was dus hier voor het aardappelfestival. De muren hingen vol kindertekening met grapjes over aardappels (tenminste, de Engelstalige tekeningen, de helft was in het Gaelic), in de hoek stonden twee mannen met een accordeon en een gitaar en een puber die zich achter haar banjo verstopte. Bij de bar was drank, heel veel drank.

Omdat de stemming er goed in zat bestelden we ook een biertje en zongen en dansten mee. Dat biertje vloeide naadloos over in ‘dit is echt de laatste’. Dat wij zichtbaar geen eilanders zijn en bovendien geen woord Gaelic spreken maakte niet uit, op Barra weten ze hoe ze een feestje moeten bouwen en we waren meer dan welkom. Goh, nooit geweten dat een Aardappelfestival zo leuk kan zijn.

Voor wie zich nog afvraagt waarom we gisten, zondag, naar de supermarkt en naar de pub konden; we zijn weliswaar op de Outer Hebrides, maar de reformatie heeft de zuidelijke eilanden nooit bereikt. Barra is katholiek, net als Vatersay, South Uist en Benbecula. Dan mag je je op zondagavond stomdronken op Abba-klassiekers rondspringen.

We kruipen zodoende wat later onze bedden uit. Buiten verdwijnt Kisimul Castle in de mist, CalMac waarschuwt alvast dat onze ferry naar Eriskay mogelijk geannuleerd wordt wegens slecht weer. We maken nog geen plan b, eerst maar eens naar Vatersay fietsen. De weg verrast ons net buiten Castlebay met een klimmetje van twaalf procent, afdalen is alsof je een pan dikke witte soep inrijdt. De fietslichten staan aan, ik draag een veiligheidshesje over mijn donkerblauwe regenjas, Maurits fietsjack is al reflecterend geel. De weg is smal, en er zijn regelmatig passing places, waar iedereen keurig op elkaar wacht. Al snel is het een gewoonte om bij elke passing place te kijken of ik moet inhouden voor een achteropkomende auto.

Het landschap is, voor zover zichtbaar, prachtig, vol onverwachte strandjes, rotsen en bloeiende bloemen. We rijden een dijkje over en staan op Vatersay, het zuidelijkste bewoonde eiland van de Outer Hebrides. Het officiële beginpunt van de route is naast het dorpshuis van Vatersay, een betonnen bunker in de mist. Als we binnenstappen voor een kop thee en een kop koffie blijken ze een toonbank vol cake te hebben. Watertandend kiezen we de lekkerste soorten uit.

Met een buik vol cake fietsen we een kilometer door om Vatersay zelf te zien, een dorp met een handvol huizen, een winkel ter grootte van een klerenkast en helemaal aan het einde van de weg een bushokje. Achter Vatersay strekt zich nog een rij eilanden uit, onzichtbaar in de mist, Pabbay, Mingulay, dat in de jaren dertig van de vorige eeuw geëvacueerd werd, en ten slotte Barra Head, waar de vuurtoren staat.

Hier draaien we om, terug naar het noorden, met de wind in de rug. Af en toe pauzeren we om foto’s te nemen, en dan zijn we nog ruim op tijd voor de ferry, die weleens zou kunnen gaan. Omdat we de tijd hebben rijden we naar de luchthaven van Barra. Het is eb, over een uurtje zou er een vliegtuig moeten landen, en nu is het uitzicht over de uitgestrekte zandvlakte prachtig. Voor het eerst rijden we een klein stukje vlak.

De luchthaven heeft zowaar een café, en even later staan er een paar prima tosti’s voor onze neus. Even later blijkt dat alle twee de vluchten van vandaag gecanceld zijn, tot zover onze eerste keer vliegtuigspotten. Twee uur te vroeg staan we bij de ferry naar Eriskay. Het weer is genoeg opgeklaard om de ferry te zien varen, dus het is wel aannemelijk dat hij gaat. Op het terrasje naast het wachthok heeft zich een wolkje midges metterwoon gevestigd, en als we het te koud vinden in de wind wachten we maar binnen.

Eriskay begroet ons met een pittig stuk klimmen, waarna we al afdalend het eiland overstuiteren. De dam naar South Uist ligt in een zee die zo helderblauw is dat de Middellandse zee er jaloers op zou zijn. Een verkeersbord waarschuwt voor overstekende otters. Die zien we niet, wel een zeehond die kiekeboe speelt met de fietsers.

South Uist bestaat uit golvende veenheuveltjes, bezaaid met huisjes, ruïnes van huisjes en met gras overgroeide resten van huisjes. Vanavond slapen we in een comfortabele b&b in Lochboisdale. De eigenaar heeft ons net aangeboden om ons naar het hotel te rijden waar we willen dineren. “If I go to the bar down here it takes me 40 minutes to walk down, and two houers to walk back. It’s uphill and they have a fine selection of whiskies.”

Ik denk dat we het aanbod aannemen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.