Kent u dat verhaal van die twee fietsers die elk met een grote grijns de heuvels van Harris beklommen? Dat zijn wij dus. Heuvels nu, klimmen geblazen, en weer een totaal ander landschap dan we tot nu toe zagen. Bonus: Seilebost. Misschien wel de mooiste plek op aarde.
De nacht bood iets spektakel dan bedoeld; midden in de nacht ging het brandalarm en zat iedereen rechtop in bed. Ik stootte daarbij mijn hoofd aan het plankje naast mijn bed dat ik een paar uur eerder nog had geprezen (ik leg mijn bril nou eenmaal graag binnen handbereik). Het alarm kalmeerde snel, maar er bleef iets piepen. Maurits besteedde een half uur aan met Chris, Mary en de andere gasten zoeken naar de oorzaak, en bracht mij natte lapjes voor op wat een behoorlijke bult werd. Het gepiep werd gestopt en iedereen kroop terug in bed met een nieuwe poging tot slapen. De oorzaak blijft een raadsel, mogelijk iets met de warmtepomp en een paar Airpods die met het geluid aan de haal gingen.
De koffie en thee bij het ontbijt zijn zodoende welkom. Mijn fietshelm past gelukkig over de bult tegen half tien staan we bij de haven, waar CalMac ons naar Leverburgh brengt. De overtocht is een soort slalom tussen rotsen en eilandjes, en deze ferry vaart dan ook niet met een schroef maar met waterjets.
De naam Leverburgh dateert uit de tijd dat Lord Leverhulme Harris en Lewis bezat, en is in die zin een Unilever-dorp (Wikipedia of zo voor de uitleg). Zodra we het dorp uit zijn is het klimmen geblazen en kijken we uit over het eerste zandstrand waar de oostkust van Harris bekend om is. Een afdaling en een nieuwe klim later zijn we bij Hortabost, waar het volgende tropisch ogende strand in de diepte ligt en wij bij het community café lunchen, met uitzicht op het strand. Verderop ligt Taransay, sinds 1974 verlaten en sindsdien het grootste onbewoonde eiland in de UK.
We rijden over de grote weg omdat het de enige weg is, en het is hier zowaar een soort van druk, voor Schotse plattelandsbegrippen dan. Gelukkig is de weg hier niet de bekende één strook voor iedereen, maar een strook voor elke richting. Het aandeel campervans in het verkeer is vrij hoog en de oudere exemplaren hebben hoorbaar moeite met de hellingen.
Voor we opnieuw afdalen is stoppen verplicht. De reden: Seilebost, een hagelwitte baai vol helderblauw water, tussen een paar bergen van het betere soort, vol paarse heide. Google Seilebost, druk op afbeeldingen en begrijp waar ik het over heb. We zouden deze afdaling vlot kunnen rijden, maar stoppen om de haverklap voor foto’s.
De weg ten noorden van Seilebost naar Luskintyre is optioneel, omdat de weg doodloopt. “Maar doen?” vraagt Maurits. “Je vraagt of ik op de mooiste plek ter wereld nog een tien kilometer wil fietsen? Ja, ik wil!” De weg loopt dood bij een parkeerplaats (met toilet, want Britten), en we stappen af om naar het strand te lopen. Daar staan we stil. Ja, dit is de mooiste plek ter wereld.
Er zijn meer toeristen, en de dappersten wagen zich in zee. Het is immers zonnig en warm? Wij zijn niet zo dapper, nemen nog een foto en rukken ons los. Voor ons ligt het stenen maanlandschap van Harris, een stuk klimmen dat vooraf vrij eindeloos leek. Het lukt om een goede cadans te vinden. We vieren het hoogste punt met een banaan.
Nu zouden we in een keer naar Harris kunnen afdalen, maar we kiezen voor een extra lusje via Scadabhagh en Drinisiader. Na dagen Atlantische Oceaan zien we nu de Minch weer liggen, met in de verte bergen. Skye!
Ook nu lukt het niet om meer dan twee kilometer te rijden zonder fotostop. We rijden over een smalle weg die door de rotsen golft en kronkelt, dan weer kust, dan weer binnenland, na elke bocht volgt weer een verrassing. “Eigenlijk wil je nog een keer dit stuk rijden.” Maurits grijnst en knikt. “Maar ik begin de klimmetjes ook wel te voelen.”
Tarbert kondigt zich aan met borden van het hotel en een paar b&b’s. Na een lange afdaling ligt opeens de haven in de bocht, met de CalMac-ferry als schilderachtig middelpunt. Deze avond slapen we in een voor ons doen luxe b&b, en door een afzegging krijgen we een grotere kamer met uitzicht op nu weer de oceaan.
De douche en de bijbehorende grote zachte handdoeken zijn welkom. Daarna lopen we naar het Harris Hotel voor ons diner. De eetzaal voldoet aan alle standaarden voor een Schots plattelandshotel: geruit wollen tapijt, witte tafelkleden en een overdosis schemerlampjes. Het eten is heerlijk en men heeft alle twee de beschikbare soorten Harris-whisky op fles. Doe van elk maar een, we ruilen wel van glas. Rozig lopen we terug. Tv kijken? Nee, het uitzicht uit ons raam is mooier.
Ondanks de klimmetjes ietwat toeristisch, zei de ouwe grijnzende man in zijn luie stoel.