Een tijdje terug zat ik in een plattelandsbus. Er stond een bordje met ‘verboden voor boven de 18 en onder de 65 jaar’ op, maar dat had ik even over het hoofd gezien. Ik was onderweg naar het dorp waar ik ooit opgroeide, en dat kan per ov. Dacht ik.
De treinreis naar de nabijgelegen stad verliep prettig: krant, boek, kop thee. Daarna wachtte ik een half uur op een wat onpraktische aansluiting, maar ik moest toch nog lunchen en mijn boek was niet uit. Toen de bus eindelijk verscheen deelde ik die met twee appende scholieren en een grijze dame met een boodschappennetje. De bus reed niet naar het dorp, maar deed eerst een industrieterrein aan, gevolgd door een stel b-wegen met een rigide snelheidsbeperking en bijbehorende drempels. Alleen de laatste paar kilometers gingen over de provinciale weg naar het dorp. Onderweg deden we om de 500 meter een halte aan, waar de chauffeur af en toe stopte om zijn tijd af te wachten, niet om passagiers in en uit te laten. Die waren er namelijk niet.
Toen ik eindelijk in het dorp was, sprak ik jeugdvriendin V. Ooit fietsten we samen tegen de wind in naar het grote dorp, acht kilometer van ons eigen dorp, waar de middelbare school stond. In de winter namen we de bus. Nu woont zij in het grote dorp. “Het is maar goed dat we twee auto’s hebben,” vertelde ze me. “Mijn vriend moest ook ergens heen, en anders had ik vandaag niet in het dorp kunnen komen.” “Er gaat toch een bus?” vroeg ik. V. keek me aan alsof ik net had voorgesteld om in bikini te gaan paaldansen op het dorpsplein. Ik opperde nog iets over fietsen en dat het zulk mooi weer was, maar met een blik op het gezicht van V. veranderde ik van gespreksonderwerp.
Ik kijk door een Randstadbril naar ov, net zoals veel anderen in de sector. Ik woon op een steenworp afstand van een bescheiden treinstation, en direct naast mijn huis vertrekken om de haverklap bussen naar allerlei plekken, waaronder een station dat de gloedvolle titel ‘Centraal’ draagt. Ik dènk niet dat het ov efficiënt en comfortabel is, het ov in mijn regio ìs efficiënt en comfortabel. Bovendien krijgt de bus vaak voorrang op de file en betaal ik geen parkeerkosten.
Kom daar maar eens om op het platteland; files en parkeerkosten bestaan niet, comfortabel en efficiënt ov ook niet. Het ov op het platteland is gemaakt voor captives; scholieren die nog geen rijbewijs hebben en ouderen zonder rijbewijs. Wie een auto heeft, komt niet in het ov. Captives zijn hier letterlijk gevangenen; gevangenen van de grillen van een vervoerssysteem dat is ingericht op gebruik door een grote groep mensen. Die grote groep is er niet. Er zijn geen mensen die elk uur van het dorp naar het grote dorp willen, en weer terug. Wanneer gaan we toegeven dat ov op het platteland weinig meer is dan scholierenvervoer en het verplaatsen van een paar volwassenen zonder rijbewijs? Als we dat erkennen, kunnen we vanuit hun behoeften denken en een product bieden dat aan hun wensen voldoet. Geen lege uurdienst meer aanbieden waarbij alleen de bus van kwart voor acht stampvol is, en doordringend naar natte jassen ruikt. We willen een comfortabel rit naar school, die aansluit op de schooltijden en een boodschappenbusje dat aansluit op de weekaanbiedingen van de supermarkt. Misschien dat plattelandsbewoners het ov dan eindelijk een beetje gaan waarderen.
Die avond moest ik weer terug uit het dorp naar de stad. Mijn vader belde dat hij me wel op kwam halen. Met pijn in mijn ov-hart gaf ik toe. Reistijd heenweg; een half uur. Reistijd terugweg; tien minuten.