Vieze liedjes

Lizet was leuk. Johan keek over zijn studieboek naar het meisje met de chillbroek en de capuchontrui, dat ijverig zat te blokken boven een statistiekboek. Af en toe fluisterde ze formules in zichzelf. Johan repeteerde ondertussen zijn standaard openingszinnen en wees ze stuk voor stuk af. Om half vijf stopte Lizet haar boeken in haar tas en zei duidelijk hoorbaar: “tot morgen”.

Johan maakte s’ochtends zijn laatste tentamen van het trimester, en ging s’middags naar de bieb. Daar zat ze weer; zelfde plaats, zelfde statistiekboek, zelfde chillbroek, andere capuchontrui. “Hoi” zei ze, en sloeg haar blik weer op haar statistiekboek. Johan deed, vrij zinloos, zijn mechanicaboek open. “Studeer jij iets met veel cijfers?” vroeg ze een uur later. “Ik studeer wiskunde, hoezo?” “OK, ik moet overmorgen Statistiek 2 doen, en ik snap nog steeds helemaal niets van tweezijdig toetsen. Die MANOVA is hels. Kun jij dat toevallig?” Johan had geen flauw idee waar ze het over had, maar hij nam de gok. “Het is een tijdje geleden, maar ik zal eens kijken. Geef je boek eens even?”

Johan was nog nooit zo blij geweest met zijn aanleg voor wiskunde. Tweezijdige toetsen bleken gesneden koek voor hem, en na een middag praten begon het meisje met de rosse krullen er ook iets van te snappen. “Ik ben Lizet”, zei ze gehaast, toen ze zich realiseerde dat ze al een uur privé-les kreeg zonder zich netjes voor te stellen. “Moet jij je eigen tentamen niet leren?” “Oh, dat ken ik wel.”

Tot zijn grote vreugde wilde Lizet best nog een dagje statistiekbijles. De zon scheen volop, Nijmegen stortte zich in de Vierdaagsefeesten, Johan’s vrienden gingen zwemmen en Johan ging naar de bieb. Lizet groette hem enthousiast: “ik begin te geloven dat ik het kan halen! Maar we hebben gisteren die opgave gemaakt met de Kolmogorov-Smirnovtoets, en daar wilde ik je nog iets over vragen…”

Lizet’s statistiektentamen was het eerste waar Johan die ochtend aan dacht. Om half twaalf appte ze. “Het ging zoooo goed! Ik wist bijna alles! Dank je wel!” Het berichtje was voorzien van een stel uitzinnig blije smileys. Johan deed in gedachten een rondedansje, haalde diep adem en tikte: “Wat goed van je!!! Hoop op een dikke voldoende! Binnenkort nog eens afspreken?” Even bleef het stil op zijn telefoon. Gedachten stuiterden door hem heen. Zou ze met hem willen afspreken? Of was hij gewoon een vriendelijke nerd, geschikt voor wiskundebijles, maar meer ook niet? Toen verscheen het berichtje waar hij op hoopte. “Terrasje bij de Vierdaagsefeesten? Ik kan donderdagmiddag.”

“Wat loop jij gelukzalig te glimlachen?” vroeg Johan’s huisgenoot Tom toen Johan de keuken inliep. “Ik heb een leuk meisje ontmoet en we gaan donderdag een terrasje pakken. Oh, wacht, jij kent haar misschien. Lizet van der Heiden, rossige krullen?” “Ken ik inderdaad, tweedejaars. Klein, maar ze heeft wel pit geloof ik. Hoe ken je haar?” “Ik heb haar twee dagen statistiekles gegeven in de bieb. Ze dacht dat ze het niet snapte, maar ze weet het best.” “Een beetje een strebertje is ze geloof ik wel. Net als jij trouwens, met je dikke achten en negens. Tijd voor je huisopdracht!” Johan liep schouderophalend de keuken uit. Hun huis had één regel; wie dat jaar de meeste studiepunten haalde, moest een opdracht uitvoeren. En daar had hij nou helemaal geen zin in.

Zodra Johan uit he zicht was, pakte Tom zijn telefoon. “Hoi Tom, met Lizet.” “Jij gaat met Johan op pad, toch? Dat is mijn huisgenoot!” “Ja, ik ben echt superblij dat hij me statistiek heeft uitgelegd, want zonder hem had ik echt een zware onvoldoende gehaald.” “Vind je hem leuk?” “Hij is aardig, maar….” “Zeg maar gewoon dat het een nerd is. Maar hé, je kunt me helpen. Wij hebben in huis de regel dat wij de meeste studiepunten haalt een opdracht moet uitvoeren. Niks zwaars, gewoon lachen. Dit jaar is dat natuurlijk Tom, en we hebben voor hem bedacht dat hij in een onesie liedjes voor de Vierdaagselopers gaat zingen, maar dat vertikt hij dus.” “En daar kan ik bij helpen?” “Luister, ik heb iets bedacht….”

Het was een snikhete dag. Overal werden Vierdaagselopers gewaarschuwd dat ze extra moesten drinken, maar er klonken met het vorderen van de dag toch af en toe ambulancesirenes. Lizet en Johan kozen een terrasje met uitzicht op de lijdensweg. Lizet bestelde cola, Tom een biertje. Middenin het gesprek piepte Lizet’s telefoon; het tentamencijfer was binnen. “Laat zien!” riep Tom enthousiast. Lizet opende met trillende handen de app. “Een 7,6!” Tom juichte nog harder dan Lizet, en bestelde nog een biertje.

Er marcheerde een troep Canadese militairen langs het terras. Eén van de militairen zingschreeuwde een lied over een onfortuinlijke parachutespringer. Bij het refrein viel de hele troep brullend in:

“Gory, gory what a hell of a way to die!

And he ain’t gonna jump no more!”

Lizet moest er om lachen. “Dat is op de wijs van zo’n heel braaf Engels liedje dat we op school moesten zingen.” Haar studievereniging bleek over een hele bundel vol parodieën op bekende brave liedjes te hebben. Met een grijns vroeg ze of Johan dat liedje over beren uit de film Junglebook kende. “Wat je van bééren leren kan, daar weten beren veel meer van”, zong ze zonder het antwoord af te wachten. “Nou, daar heeft iemand dus een parodie op geschreven met allemaal seksgrapjes er in. Over beren dus.” “Zing eens?” Lizet leek even van kleur te verschieten, maar besefte dat ze er niet onder uit kon. “Want hoe je máásturberen kan, daar weten beren veel meer van…” Voor Johan’s geestesoog doken wollige Disney-beertjes op die enthousiast met zichzelf speelden. Hij proestte het uit en Lizet deed mee. “Nu jij! Wat zingen jullie?” Johan keek verschrikt op. Natuurlijk werd er bij siskunde gezongen, maar dat durfde hij na twee bier nog niet te zeggen. Lizet begon opeens te stralen. “Jij studeert wiskunde! Dat zijn dus vooral nerderige mannen die geen meisje durven aan te spreken. Jullie zingen vast dat liedje over schapen neuken!”

Lizet besloot na nog een paar drankjes dat ze naar de kermis zouden gaan. “Ik ben nog nergens in geweest, en er staan juist zoveel gave dingen.” Johan hoopte stiekem op iets romantisch met een reuzenrad, maar Lizet sleepte hem enthousiast mee. “We gaan in die!” Ze wees op een soort mechanische octopus met bakjes die alle kanten op draaiden. Volgens de opzichtige graffiti heette het ding Hell raiser. Het gegil van de inzittenden overstemde de dampende housemuziek die rondom de machine opsteeg.

Hell raiser begon te draaien en Johan voelde het bier in zijn maag meedraaien. Handig gebruik maken van de middelpuntvliedende kracht zwierde het ding ons rond waarbij ze steeds net niet over de kop gingen. Lizet gilde enthousiast, terwijl Johan steeds groener aanliep. “Dat was gaaf!” riep ze enthousiast, toen we weer op de grond stonden. Johan’s maag begaf het. Lizet kon nog net op tijd achteruit springen, maar Johan’s broek en schoenen kregen de volle laag.

“Johan, gaat het? Het is mijn schuld, ik had je niet mee moeten slepen in de Hell raiser.” “Bah… Sorry, het gaat wel. Ik ben nooit erg goed geweest in dat soort machines… En dat bier erbij is ook niet zo’n goede combi. Shit, mijn kleren!” Johan keek beteuterd naar zijn broek. Lizet keek zo vol medelijden naar hem dat hij haar nóg leuker begon te vinden. “Het is mijn schuld…” begon ze nog een keer. Toen kreeg ze opeens een ingeving. “Ik heb de Vierdaagsekleren van mijn huisgenoot nog in mijn rugzak zitten! Hij loopt mee, en had bedacht dat ik slippers en kleren voor de laatste kilometer zou meenemen, maar hij appte al eerder dat hij toch liever in zijn eigen kleren zou lopen. Ik denk dat jullie wel ongeveer dezelfde maat hebben.” Johan wilde een paar seconden geleden nog niets liever dan snel naar huis fietsen en onder de douche springen, maar nou bleek dit wonderbaarlijke meisje zomaar een optie te hebben om bij hem te blijven. “Eh… het is wel een onesie met koeienprint”, zei ze, terwijl ze haar rugzak openritste. “Doen of niet?” Johan begon te stralen. “Doen!”

Op het toilet van een overvol café kleedde Johan zich om en spoelde zijn gympen en spijkerbroek uit. De natte zooi ging in een plastic zak in Lizet’s rugzak. Lizet wachtte geduldig voor de deur. Toen Johan zijn hoofd om de deur stak begon ze hard te lachen. “Je had beloofd niet te lachen!” “Je ziet er zo cool uit met dat ding aan!” “Loop ik niet voor gek?” “Nee joh, je ziet er juist gaaf uit! De halve stad loopt er zo bij.”

Het begon te schemeren, maar het bleef warm. De Vierdaagselopers lagen al lang in hun bedden, dromend over de medailles van morgen. Johan en Lizet zwierven door de stad, aten shoarma met extra knoflooksaus, dansten bij bandjes namen nog een biertje. De stad bleek vol vrienden en bekenden te zitten en het was één groot feest.

Hoe waren ze op de Wedren beland? Johan kon het zich door alle alcohol niet meer herinneren. Lizet leek nuchterder dan hij, en was nog steeds in uitgelaten stemming. “We gaan de Vierdaagselopers uitzwaaien! Dat moet je een keer meemaken, dat is zo gaaf!” Inderdaad stonden er al mensen met wandelschoenen klaar achter de dranghekken. “Is het al zo laat?” vroeg Johan verbaasd. “Jeetje, wat is het druk!” Zijn hoofd tolde. “Zullen we tegen die vluchtheuvel gaan zitten?” Hij plofte neer, terwijl Lizet stond te dansen op de flarden muziek die hen bereikten. “Wil jij nog bier? Ik haal wel even?” Nog voor Johan kon antwoorden was ze weg, en kwam terug met plastic bekers bier en een cola. “Proost! Op de beste statistiekhulp die er bestaat!” Johan sloeg zijn biertje in een paar slokken achterover. “Op evenementenbier!” proostte hij met zijn bijna lege beker. De eerste lopers stroomden tussen de feestende massa studenten door. Jongens deelden high fives uit, een meisje stond enthousiast met een bordje met ‘free hugs’ te wapperen. Een zweterige Vierdaagseloper stortte zich in haar armen. Een stel corpsballen brulde een onduidelijk verenigingslied om de lopers aan te moedigen. Johan wilde met hen meedoen, al was het maar om de Vierdaagselopers aan te moedigen, die vandaag in de brandende zon hun heroïsche prestatie zouden voltooien. Het lied van de corpsballen was onnavolgbaar, daarom zong hij de enige tekst die zijn benevelde hoofd kon bedenken:

“Dan gaan we schapen neuken,

Ja, schapen neuken,

Ja, schapen neuken is fijn”

Johan bleef lodderig doorzingen, en keek op om te zien waar Lizet was. Hij zag haar iets verderop in de menigte staan, ijverig filmend met zijn telefoon. En de blonde bos krullen naast haar herkende hij ook. Hoe kwam Tom hier?

Die middag werd Johan om half een wakker van de zon die in zijn kamer brandde. Het was warm in zijn kamer. Hoe hij thuisgekomen was kon hij zich niet herinneren, maar Lizet lag in elk geval niet naast hem. Hij haalde net op tijd de wc om over te geven. “Johan, vuile ransaap!” schreeuwde Tom. Johan strompelde naar de keuken om koffie te pakken. Op de koelkast hing een A3-kleurenprint van hem, in koeien-onesie tussen de Vierdaagselopers.

De koeien-onesie had hij trouwens nog steeds aan.